Je hebt er vast weleens van gehoord: voedselbossen. Er komen er steeds meer in Nederland. Misschien heb je zelf wel het idee om een voedselbos te starten. In dit artikel leggen we je in vogelvlucht uit waar je kunt beginnen.
Aan de slag met een voedselbos
Bepaal het doel van je voedselbos
Alle voedselbossen hebben gemeen dat ze productie leveren. Maar als je rondkijkt bij bestaande voedselbossen, zie je dat er veel verschillende manieren zijn om een voedselbos op te zetten. Dit hangt namelijk af van het doel wat je er mee hebt. Een voedselbos kan bijvoorbeeld in een wijk een belangrijke sociale functie vervullen (zoals samen oogsten), het kan voor educatie bedoeld zijn, of juist voor zoveel mogelijk productie. En dat bepaalt vervolgens hoe je het voedselbos inricht.
Bepaal welke van onderstaande doelen voor jou het belangrijkst is/zijn:
- productie – opbrengst voor jezelf of verkoop
- educatie – geef rondleidingen, nodig mensen uit in je voedselbos
- sociaal – werk samen in het voedselbos bij zaaien, planten en oogsten
- gezondheid/ontspanning – wandelen, spelen en genieten in het bos
- milieu – verbeter de biodiversiteit en draag bij aan het beperken van klimaatverandering
Hoe groot wordt je bos?
Er zijn vuistregels voor de omvang van een voedselbos. Wil je een robuust voedselbos opzetten, waarin alle elementen een plek krijgen en het ecosysteem zich kan ontwikkelen, dan heb je minimaal een halve hectare nodig. Maar ook op een kleiner oppervlak kun je elementen van een voedselbos opnemen. Vaak noemen we dit dan een bostuin.
Ga je aan de slag met je eigen voedselbos, zorg dat je een plattegrond van jouw stuk grond hebt en de afmetingen kent. Teken op je plattegrond belangrijke zaken in, zoals waar de zon staat, of er bomen op of rond je perceel staan, waar water en gebouwen zijn, et cetera.
Leer de bodem kennen
In Nederland kennen we verschillende grondsoorten. Zand en klei komen in verschillende combinaties voor. Zand is goed waterdoorlatend en klei minder.
Je kunt vrij eenvoudig zelf bepalen met welke grondsoort je te maken hebt. Er zijn 2 testjes die je kunt doen:
- De handtest: probeer een rolletje te maken van een handvol aarde. Kun je een mooie gladde ring van grond maken? Dan heb je te maken met kleigrond. Lukt het niet, en valt je rolletje snel uit elkaar, dan zit je op zand. Als je rolletje wel aan elkaar blijft plakken, maar er komen scheuren in, dan is de grond lemig. Dat is een combinatie van zand en klei, die zowel vruchtbaar als goed doorlatend is.
- De jampot-test: gebruik hiervoor een leeg jampotje met deksel. Vul het potje met grond en water en zet het weg. Kijk na 24 uur en dan zie je uit welke soorten jouw grond is opgebouwd. Bovenin drijven organische/humus deeltjes, in het water zie je bovenaan klei, daaronder silt, dan zand en helemaal onderin grove deeltje zoals grind.
Daarnaast wil je ook inzicht krijgen in het bodemleven en de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem. Met een grondboor kun je een bodemprofiel maken. Zo zie je hoe dik de laag met organisch materiaal is (humus). Komt jouw voedselbos op voormalige landbouwgrond, dan zal de opbouw van de grond er waarschijnlijk anders uit zien, dan als je een bestaand bos wilt aanpassen tot voedselbos.
Werk je ontwerp uit
De uitkomsten van je analyse, vertellen je welke plek het meest geschikt is voor welke elementen, welke bodemverbetering je (eventueel) wilt gaan toepassen en welke planten je goed kunt gebruiken. We beginnen met de verschillende elementen in de plattegrond te tekenen.
Maak een lijst van planten
Er zijn veel eetbare planten. Maak een lijst met alle planten die je graag in je voedselbos zou willen hebben. Je kunt later nog wel schrappen als blijkt dat je teveel soorten hebt opgeschreven.
Als je je lijst met planten gemaakt hebt, kun je ze gaan intekenen in je ontwerp. Bij het uitwerken van je ontwerp en het kiezen van planten, houd je rekening met de verschillende fases van ontwikkeling van een bos. In de natuur heeft het ontstaan van een bos jaren nodig. Op een kaal stuk grond, zul je eerst eenjarige planten zien verschijnen, dan meerjarige planten en grassen, vervolgens komen er steeds meer struiken en dan bomen. Het duurt decennia voordat er een bos ontstaat.
In de voedselbossen die we ontwerpen, versnellen we dat proces. Maar ook hier houden we rekening met de natuurlijke behoefte van planten en bomen. Er zijn bijvoorbeeld pionierssoorten, zoals de berk, die graag in de volle zon staan. Andere bomen, doen het goed als er al wat schaduw is. In je ontwerp, zul je daar rekening mee moeten houden om te voorkomen dat je net aangeplante bomen dood gaan. Je kunt bijvoorbeeld gefaseerd aanplanten.
Start met de aanleg
Wil je de bodem nog verbeteren? Met harde materialen voor paden of gebouwen over de grond? Doe dat dan eerst. Daarna gaan de eerste planten de grond in. Een mijlpaal!
Je hebt een lange adem nodig als je een voedselbos gaat aanleggen. Het duurt jaren voordat bomen enige omvang hebben of productie gaan leveren. Je kunt in de eerste jaren bijvoorbeeld nog goed met eenjarige groenten werken (die je in traditionele moestuinen ziet) om de plekken op te vullen die later door grotere bomen en struiken worden ingenomen.
Probeer van elke stap te genieten, en te ervaren hoe je langzaam een ecosysteem ziet ontstaan. Observeer. En grijp alleen in waar het echt nodig is.
NB: in dit artikel hebben we in vogelvlucht aangegeven welke stappen je kunt zetten om een voedselbos te starten. Veel onderwerpen zijn niet of nauwelijks aan bod gekomen. Denk bijvoorbeeld aan de inzichten uit permacultuur, beplantingspatronen, bedrijfsvoering en kosten. Wil je meer weten over het aanleggen van een voedselbos? Neem dan contact op.